Artikel 72 lid 3 cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf bevat een studiekostenbeding. In de arbeidsovereenkomst is een voor de werknemer daarvan in ongunstige zin afwijkend studiekostenbeding opgenomen. Er is geen sprake van nietigheid van het beding op grond van artikel 12 Wet Cao omdat de werknemer ongebonden is, en evenmin nietigheid op grond van artikel 3 Wet AVV. Echter, omdat de cao via een dynamisch incorporatiebeding deel is gaan uitmaken van de arbeidsovereenkomst, en deze cao een minimum karakter heeft, prevaleert de cao regeling inzake het studiekostenbeding boven de bepaling in de arbeidsovereenkomst.

Feiten

Deze uitspraak volgt op een tussenuitspraak van het hof waarin het vaststelt dat het studiekostenbeding zoals opgenomen in de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten tussen partijen in strijd is met artikel 72 van de Cao Metaalbewerkingsbedrijf (hierna: de cao). De volgende vraag was, of dit met zich brengt dat het studiekostenbeding nietig is op grond van artikel 12 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (WCAO). Deze nietigheid zou het studiekostenbeding treffen, voor zover hierin een terugbetalingsverplichting van de werknemer is opgenomen voor de situatie waarin de werknemer het dienstverband beëindigt langer dan één jaar na het afleggen van het examen in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Vordering

De kernvraag die partijen verdeeld houdt is of het in (de bijlage bij) de arbeidsovereenkomst opgenomen studiekostenbeding in strijd is met artikel 72 van de Cao metaalbewerkingsbedrijf, en wat de gevolgen daarvan zijn. Het is de werkgever die in appel is gegaan van de uitspraak van de kantonrechter.

Oordeel Gerechtshof

Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat het studiekostenbeding zoals opgenomen in de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten tussen partijen, in strijd is met artikel 72 van de cao. Werkgever Besseling heeft ter zitting verklaard een gebonden werkgever te zijn, namelijk lid van een werkgeversvereniging die partij is bij de cao. Werknemer is geen vakbondslid. Van nietigheid in de zin van artikel 12 Wet op de cao (hierna WCAO) is dus geen sprake. Het betoog namens de werkgever dat het hof ambtshalve de nietigheid op grond van artikel 12 WCAO zou kunnen vaststellen, ook indien een van beide partijen ongebonden is, faalt, omdat in artikel 12 WCAO is bepaald dat beide partijen gebonden moeten zijn.

De cao is algemeen verbindend verklaard (geweest) gedurende een aantal tijdvakken. Echter, de cao was noch bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2015, noch ten tijde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2019, algemeen verbindend verklaard. Ten aanzien van ongebonden werknemers komt aan algemeen verbindend verklaarde cao bepalingen geen nawerking toe, zodat de nietigheid van het studiekostenbeding wegens strijd met artikel 72 cao evenmin kan worden gegrond op artikel 3 Wet AVV.

Het hof is evenwel van oordeel dat artikel 72 van de cao ingevolge artikel 11 van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en artikel 13 van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, inhoudende een zogeheten dynamisch incorporatiebeding, van die overeenkomsten deel is gaan uitmaken. In dit artikel is het volgende bepaald:

“(…) Tevens is hierop van toepassing de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf. Deze overeenkomst is conform de thans geldende CAO opgesteld en de rechten en plichten van de werknemer hieraan conform weergegeven. Wanneer in de toekomst in nieuw af te sluiten CAO’s de rechten en plichten van werknemer en werkgever wijzigen worden deze wijzigingen integraal van toepassing op de tussen werkgever en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst en vervangen hiermee de hiervoor omschreven rechten en plichten.”

Naast het feit dat artikel 72 cao via dit incorporatiebeding is gaan deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst heeft hebben partijen verklaard dat zij de intentie hadden de cao toe te passen. Als gevolg van deze incorporatie is sprake van strijdigheid van het studiekostenbeding uit de arbeidsovereenkomst met het geïncorporeerde artikel 72 van de cao. Gelet op het karakter van de cao, te weten een minimum cao, en vanuit de kennelijke bedoeling van Besseling om door middel van deze incorporatie geen onderscheid te maken tussen gebonden en ongebonden werknemers, moet worden aangenomen dat het geïncorporeerde artikel 72 cao prevaleert boven de artikelen in de opvolgende arbeidsovereenkomsten waarin een voor werknemer ongunstiger studiekostenbeding is opgenomen. De vorderingen van Besseling stranden.

Opmerking achteraf

Het oordeel van het hof bevat duidelijke stappen voor het vaststellen of werkgever en werknemer al dan niet gebonden zijn aan de cao-bepalingen en op welke wijze dan. Vaak staat al vast tussen partijen dat een bepaalde cao geldt, maar dat stond hier nu juist ter discussie. Bij de gebondenheid op grond van artikel 12 Wet Cao kan nog worden opgemerkt dat de tweezijdige ‘gebondenheid’ die het hof benoemt, wordt beoordeeld op grond van artikel 9 Wet CAO. Om van gebondenheid te kunnen spreken is van belang dat werkgever of werknemer lid is of wordt van een werkgevers- danwel werknemersorganisatie én betrokken is. Met dit laatste wordt bedoeld dat de activiteiten die worden verricht vallen onder de werkingssfeer van de cao.


Geschreven op 15-09-2021
mr. dr. Esther Koot-van der Putte
Cao-recht Advies en Opleiding
www.cao-recht.nl


Uitspraak Gerechtshof Amsterdam 20 juli 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2292 (datum publicatie: 31 augustus 2021)

 

Recente nieuwsitems

ID Logistics: Dynamisch beding blijft dynamisch na overgang

De Hoge Raad heeft op 12 juli 2024 geoordeeld dat is voldaan aan de voorwaarde voor de overgang van een dynamisch beding die het EU-Hof in het Asklepios-arrest heeft geformuleerd. In dit arrest heeft het EU-Hof geoordeeld dat een dynamisch incorporatiebeding in principe in…

Is een veganistische gehaktbal ook ‘gemaksvoeding’?

Op het gebied van werkingssfeer heeft de Hoge Raad recent het cassatieberoep verworpen inzake de zogenoemde ‘gehaktballetjes-zaak’. Het ging hier over de vraag of Livekindly verplicht moest aansluiten bij VLEP (het BPF Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees). Het Hof…
Contact

CAO-RECHT Advies en Opleiding
Esther Koot
06 24 90 35 05
Mail - koot@cao-recht.nl

Bezoekadres:
Crown Business Center
A.Hofmanweg 5A
2031 BH Haarlem

Postadres:
Kleverparkweg 94 zw
2023 CJ Haarlem

Algemene voorwaarden
AVG document

Kvk: 34280726
btw: NL0020.76.223.B49

Nieuwsbrief ontvangen?

Contactformulier

Boek bestellen