Inleiding
Deze zaak mag op het eerste gezicht misschien niet zo bijzonder lijken, voor de praktijk van de arbeidsverhoudingen zijn dergelijke kwesties zeer relevant. Een zaak als deze biedt stof tot nadenken over de wijze waarop in Nederland de sociale partners op grond van zelfregulering sectorale fondsen beheren en zorgen voor een correcte afdracht van premie aan deze fondsen. Ingegaan wordt ook op de vraag of het cao-recht geschikt is om sector-overkoepelende fondsen te faciliteren.
De rol van de individuele contractsvrijheid,
Allereerst valt in deze procedure op dat de houder van de paardenstalling in persoon verschijnt zonder procesvertegenwoordiging. Hij is -zo lijkt het- verontwaardigd dat hij geld moet betalen aan een organisatie die hij niet kent. Hij heeft ook nooit een lidmaatschap afgesloten of op een andere manier kenbaar gemaakt gebruik te willen maken van de diensten van Colland Arbeidsmarktbeleid. Dat de bijdrageplicht aan arbeidsmarktfonds Colland berust op een avv-besluit ten aanzien van een fonds-cao, genomen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is cruciaal in deze procedure.
Zelfregulering door cao-partijen,
Voorop in ons stelsel van arbeidsverhoudingen staat zelfregulering door cao-partijen. Cao-partijen beschikken over collectieve contractsvrijheid. Dit leidt ertoe dat zij ook de reikwijdte bepalen van hun cao in de werkingssfeerbepalingen. In casu is tussen de partijen geen sprake van een debat over de uitleg van de werkingssfeer. Echter, de houder van de paardenstal is bij de Kamer van Koophandel ingedeeld onder SBI-code 0143, hetgeen staat voor ‘Fokken en houden van paarden en ezels (0143)’. De vraag die vervolgens van belang is, is: betreft dit nu ‘Dierhouderij’ of ‘Productiegerichte Dierhouderij’?
Dit is van belang om vast te kunnen stellen of de werkgever onder de algemeen verbindend verklaarde arbeidsmarktfonds-cao Colland valt, en in het vervolg daarvan, of hij mogelijk ook onder de PAWW-cao valt waarin de Productiegerichte Dierhouderij is opgenomen. De ‘gewone’ dierhouderij valt niet onder de PAWW-cao. Op de wijze van binding aan de PAWW-cao gaan we later in.
Reguliere Fonds-cao’s
De activiteiten van de paardenstalhouder (het houden van paarden) blijken te vallen onder Colland. Colland staat voor: Collectief, Land- en Tuinbouw in Holland. Deze sector ziet op allerlei varianten van agrarische ondernemingen, die concreet staan opgesomd in de werkingssfeer. Naast reguliere arbeidsvoorwaarden-cao’s in de verschillende sectoren (denk aan Glastuinbouw, Open Teelten etc.) is er een overkoepelende arbeidsmarktfonds-cao voor verschillende sectoren in de Land- en Tuinbouw. Fonds-cao’s hebben het doel een gemeenschappelijke collectieve regeling te ondersteunen en mogen met het oog op stabiele instituties voor vijf jaar algemeen verbindend worden verklaard. Dit in tegenstelling tot reguliere arbeidsvoorwaarden-cao’s die maar twee jaar algemeen verbindend mogen worden verklaard.
Er gelden speciale beleidsregels ten aanzien van fonds-cao’s. Deze zijn gepubliceerd door de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving van SZW, genaamd ‘Praktische handreiking fondsbepalingen’. Als cao-partijen een fonds-cao voordragen voor avv moeten zij deze handreiking in acht nemen, nu deze een uitwerking vormt van de beleidsregels die zijn neergelegd in het Toetsingskader AVV. Sinds de wijziging van het Toetsingskader AVV van 1 januari 2003 zijn er enkele extra eisen geïntroduceerd ten aanzien van transparantie met name op het gebied van de verantwoording van de uitgaven. De wettelijke grondslag voor fonds-cao’s is gelegen in het Besluit Fondsen en Spaarregelingen.
Avv-Verzamel-fonds-Cao (PAWW)
De vraag of in deze kwestie al dan niet sprake is van ‘productiegerichte’ dierhouderij, is van belang om vast te kunnen stellen of de paardenstalhouder een vervolg kan verwachten op deze juridische procedure. Als een werkgever thuishoort onder een bepaalde werkingssfeer is de kans groot dat deze werkingssfeer tevens wordt ondergebracht onder één van de verzamel-cao’s die we in Nederland kennen. Deze verzamel-cao’s zijn geïntroduceerd in 2017 en dienden ter reparatie van het derde WW-jaar en het WGA-gat. Het derde WW-jaar is toentertijd afgeschaft, maar in het Sociaal Akkoord van 2013 is afgesproken dat de cao-partijen dit mochten repareren.
De wijze waarop dit is gerealiseerd verdient geen schoonheidsprijs. Het werkt als volgt. Er zijn in ons land tien zogenoemde ‘verzamel-cao’s’ die enkele ‘supra-sectoren’ omvatten. Bij deze verzamel-cao’s kunnen cao-partijen zich aanmelden. Zij brengen hun werkingssfeer dan ‘in’. De verzamel-cao is daardoor een grote verzameling van werkingssferen. De verzamel-cao wordt vervolgens algemeen verbindend verklaard. Heel opmerkelijk is dat niet alleen bedrijfstak-cao’s, maar ook ondernemings-cao’s kunnen worden opgenomen in deze verzamel-cao. Doordat ook ondernemings-cao’s meetellen bij de berekening van de vereiste representativiteit, komt dit percentage uit op 100%. Dat een ondernemings-cao in aanmerking komt voor avv is natuurlijk heel vreemd en dit is enkel zo geregeld om te realiseren dat de verzamel-cao zoveel mogelijk personen kan binden.
Geen garanties; geen toezicht DNB
Als een cao-partij binnen een bedrijfstak (bijvoorbeeld één van de vakbonden) niet wil dat wordt geparticipeerd in de Verzamel-cao, leidt dit in de praktijk wel tot onmin. Volgens artikel 4 lid 1 Wet AVV is het voldoende dat één der partijen het avv-verzoek doet. In het geval van de PAWW-cao kan één cao-partij dus de andere partijen als het ware ‘meeslepen’. Er waren in de afgelopen jaren zeker wel cao-partijen die niet wilden dat hun bedrijfstak mee zou doen aan de PAWW-cao. Een belangrijk geluid komt bijvoorbeeld uit de zorg. Daar is niet snel sprake van een derde WW-jaar. De tekorten aan arbeidskrachten zijn heel groot. De premie die moet worden afgedragen aan de Stichting PAWW wordt ingehouden op het loon van de werknemer. De kans dat deze werknemer daar ooit iets voor terugkrijgt is in sommige sectoren heel klein.
Dan is er nog het risico dat de werknemer alle ingelegde premie nooit meer terugziet, en dat is als hij de bedrijfstak verlaat. Het geld blijft achter in het fonds. Ook is er geen garantie dat de werknemer daadwerkelijk iets ontvangt. Is de ‘ruif’ al leeg op het moment dat de werknemer aanklopt bij de Stichting PAWW dan heeft deze werknemer, cru gezegd ‘pech gehad’. Daar komt nog bij dat door de constructie met de verzamel-cao, de hele geldstroom is onttrokken aan het toezicht van DNB, terwijl dit alles toch ook wel iets weg heeft van een verzekeringsproduct, zij het zonder garanties. Mijns inziens is dit een té geconstrueerde manier van fondsvorming, waarbij de cao als instrument veel zwaarder wordt belast dan het instrument eigenlijk aan kan.
Slot
Fondsvorming is een belangrijk middel om collectieve doelen te realiseren. De manier waarop dit gebeurt dient uitermate transparant te zijn. De Paardenstalhouder weet inmiddels waar hij aan toe is en valt op grond van zijn activiteiten wel onder de Colland-cao, maar niet onder de PAWW-cao. De verzamel-cao die dient als vehikel voor de PAWW-cao vormt mijns inziens een inbreuk op het cao-rechtelijke stelsel dat wij kennen, enkel om de doelen te realiseren die in het Sociaal Akkoord zijn gesteld. Ook de Raad van State is hier uiterst kritisch over geweest, maar desondanks zijn de plannen doorgezet. Een verontrustende ontwikkeling als we ons cao-stelsel overeind willen houden.
Kantonrechter Zaanstad 22 augustus 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:9318 (Colland/Stal Beemster)
Deze annotatie is gepubliceerd in JAR 2024/260.