Deze zomer was er veel aan de orde op het terrein van het cao-recht en de cao-onderhandelingen. Aan het einde van de zomer, toen de meeste mensen weer terug maar werk, school en studie keerden, werd een estafettestaking bij de Nederlandse Spoorwegen gehouden. Deze stakingen gingen niet alleen om loonsverhogingen, maar ook om andere thema’s die voor werknemers belangrijk zijn: werkdruk, niet vervulde vacatures, koopkrachtverbetering, meer pensioenopbouw en betere roosters. Aan de andere kant stelt werkgever NS zelf veel last te hebben van de krappe arbeidsmarkt, stijgende prijzen en tegenvallende reizigersaantallen. De stakingen hebben tot doel om druk te zetten in de cao-onderhandelingen. Er zijn echter nog geen nieuwe afspraken gemaakt, waardoor de onrust op het spoor nog wel even zal blijven. De stakingen zullen worden overgenomen door het Streekvervoer. Ook daar is de inzet een betere cao.
Dan hadden we het nieuws over taxi-platform Uber. Vorig jaar heeft de rechter al geoordeeld dat taxichauffeurs die via Uber hun diensten aanbieden als schijnzelfstandigen kwalificeren. Het zijn feitelijk werknemers en moeten volgens de Taxi-cao betaald worden, zo oordeelde de rechter. Deze zomer heeft Uber het kort geding verloren dat zij had aangespannen tegen de Staat (ECLI:NL:RBDHA:2022:7111). Het kort geding keerde zich tegen het besluit van de minister van SZW om de CAO Zorgvervoer en Taxi algemeen verbindend te verklaren. De vordering van Uber om dat besluit ten aanzien van haar en de Uber-chauffeurs buiten werking te stellen wordt door de rechter afgewezen. De wijze waarop de minister zijn beleids- en beoordelingsruimte heeft benut bij de vaststelling van de representativiteit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet ‘onmiskenbaar onrechtmatig.’
Het interessante aan deze zaak is dat de minister bij het nemen van een avv-besluit dient te toetsen of de cao reeds geldt voor een belangrijke meerderheid van werknemers in dienst bij gebonden werkgevers (de ‘representativiteitstoets’). Van een ‘belangrijke meerderheid’ is sprake bij 55% of meer. In het geval van Uber vond Uber het niet acceptabel dat de minister de Uber-chauffeurs niet heeft meegerekend bij deze telling. Volgens Uber moeten, nu de rechter vorig jaar heeft geoordeeld dat Uber-chauffeurs als werknemers moeten worden gezien, deze werknemers ook meetellen. Het gevolg van de door Uber voorgestelde rekenwijze is dat circa 11.000 nieuwe werknemers onder de werkingssfeer van de cao komen te vallen. In dat geval geldt de CAO slechts voor 47,9% van de personen die onder de werkingssfeer van deze cao vallen, aldus Uber en de chauffeurs. Er is dan niet meer voldaan aan de representativiteitseis van 55%. De Staat en de cao-partijen betwisten dit.
Uber stelt: “Of je telt deze personen mee en dan is de cao niet representatief en kan deze niet algemeen verbindend worden verklaard, of je telt ze niet mee en dan is de cao wel representatief en kan deze wel algemeen verbindend worden verklaard, maar dan moeten de niet meegetelde chauffeurs wel worden uitgezonderd.” De rechter gaat niet mee in dit betoog en oordeelt dat de wijze waarop de minister in dit geval zijn (ruime) beleids- en beoordelingsruimte heeft benut bij de vaststelling van de representativiteit, niet onmiskenbaar onrechtmatig is. Namens de Staat is daarbij volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt, dat het bij de representativiteitsbepaling vooralsnog geen consequenties verbinden aan een niet-onherroepelijke uitspraak past in een beleidslijn die zich met name in CAO’s betreffende het Beroepsgoederenvervoer over de weg heeft afgetekend. De algemeen verbindend verklaring heeft dus plaatsgevonden – en kunnen plaatsvinden – op basis van een representativiteit van 68,29%.
De rechter overweegt nog ten aanzien van het verwijt van Uber dat de Staat inconsequent zou zijn, dat Uber thans onder de werking van de avv-cao wil uitkomen met een beroep op het eerdere vonnis van 13 september 2021, maar het tegelijkertijd apert oneens is met de beslissingen in dat vonnis, dit vonnis ook niet is nagekomen, ook niet voornemens is om aan de chauffeurs arbeidsvoorwaarden van welke aard dan ook aan te bieden en belastingen en premies voor hen af te dragen en ook overigens geen enkele consequentie aan het vonnis verbindt.
Ook deze zomer werd het vertrek aangekondigd van Deliveroo uit Nederland per november 2022. Volgens Deliveroo heeft dit vertrek niets te maken heeft met de rechtszaken die door FNV zijn aangespannen tegen Deliveroo namens zogeheten ‘riders’. In deze reeks van procedures is vastgesteld dat de riders moeten worden gezien als werknemer. Daarbij is door de rechter geoordeeld dat de activiteiten van de riders bij Deliveroo thuishoren onder de werkingssfeer van de Cao Beroepsgoederenvervoer over de weg. Dit is in hoger beroep bevestigd en de zaak is voor cassatie bij de Hoge Raad voorgelegd. De uitkomst van de procedure bij de Hoge Raad kan sterk bepalend zijn voor de ontwikkeling van platformwerk. Worden de werkenden daadwerkelijk als werknemers gekwalificeerd? Biedt het algoritme van de app die wordt gehanteerd een moderne vorm van werkgeversgezag? En ten slotte is de werkingssfeer van de cao zo ruim te interpreteren dat ook nieuwe (onvoorziene) initiatieven hieronder kunnen worden gebracht?
Tot slot nog een woord over de loonontwikkeling in cao’s. Deze ligt een stuk hoger dan voorgaande jaren. Desalniettemin kan de loonstijging nog niet de inflatie en hoge energiekosten compenseren waar werknemers mee te maken hebben. Werknemers zullen er alsnog op achteruit gaan. De vakbonden stellen daarom wel de APC (automatische prijscompensatie) voor. Maar de werkgevers voelen daar niet veel voor. De inflatie is niet hun schuld stellen zij. Daarbij hebben zij zelf ook weer te maken met prijsstijgingen. Ook externe factoren zoals de prijzen voor energie vinden de werkgevers buiten hun invloedsgebied liggen, omdat die ook voortvloeien uit de situatie in Oekraïne en de houding van Rusland. De verwachting is dat de bonden rond Prinsjesdag met een forse looneis komen. Animo voor een sociaal akkoord is er niet van vakbondszijde. Hun onderhandelingspositie is goed: er is sprake van een enorme krapte op de arbeidsmarkt, dus werknemers hebben iets te eisen. Daarbij heeft onder meer De Nederlandsche Bank gezegd dat de lonen omhoog moeten. Bij een eventueel Sociaal Akkoord zouden de werknemersvertegenwoordigers enkel iets te ‘nemen’ hebben en niet te ‘geven. Wellicht dat partijen de kat uit de boom kijken om te bezien wat de effecten zijn van het zojuist door het kabinet en coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie gepresenteerde koopkrachtakkoord van bijna 16 miljard euro, dat per 2023 ingaat.
Gepubliceerd: Flexnieuws - september 2022
Mr. dr. Esther Koot-van der Putte
Cao-recht Advies en Opleiding
www.cao-recht.nl